Automatiseren is een onderschoven aspect van rekenen.


 

De basisbewerkingen (+, -, x, :) vormen de grondslag voor complexere rekenvaardigheden. Als kinderen aan het einde van groep 3 het optellen tot 10 nog niet gememoriseerd hebben, kunnen ze in groep 4 moeite hebben met het begrijpen van de 'brug over de 10' en het automatiseren hiervan. Er zijn kinderen die dit nog steeds snel kunnen tellen, maar dan in groep 5 vastlopen omdat ze de stap van 7 + 8 naar 47 + 8 en 70 + 80 niet kunnen maken. In groep 6 hebben ze moeite met sommen tot 1000.

 

De bovenstaande stappen in optellen en het bereiken van sommen tot 1000 lijken logisch. Echter, het belang van het memoriseren van optellingen tot 10 en het automatiseren van optellingen tot 20 wordt nog niet voldoende erkend. Er wordt in groep 3 vaak gedacht dat automatisering wel op een later moment komt. Maar kinderen lopen al achter als ze aan het einde van groep 3 de optelsommen tot 10 niet hebben gememoriseerd! Het is van groot belang dat kinderen met automatiseringsproblemen in groep 3 en 4 al veel extra oefenen om verdere achterstand te voorkomen.


Zonder geautomatiseerde basiskennis raakt het werkgeheugen snel overbelast. Bij het toepassen en flexibel rekenen (bij complexere sommen en verhaalsommen) is veel werkgeheugenruimte nodig. Als het werkgeheugen al vol zit met de kleinere tussenstappen, verliezen leerlingen het overzicht en wordt het moeilijk om nieuwe rekenstrategieën te begrijpen en te onthouden.

 

Ik merk dat het automatiseren van de tafels achteruitgaat op scholen. Er worden te snel hulpstrategieën aangeleerd (omdraaien, één meer/minder, halveren/verdubbelen), waardoor het memoriseren van de tafels juist minder wordt. Ik vroeg een goede rekenaar in groep 6 wat 8 x 4 was. In plaats van het antwoord uit het hoofd te geven, begon hij het uit te rekenen: 2 x 4 is 8, dus 4 x 4 is het dubbelen dus 16, en dan wordt 8 x 4 het verdubbelen van dat getal; dus 32. 

 

Veel methodes leren deze strategieën naar mijn mening te snel aan. Veel leerkrachten bevestigen dit, omdat ze zien dat kinderen worstelen met al deze strategieën. De tafels van 2, 10, 5, 3 en 4 moeten op de ouderwetse manier uit het hoofd geleerd worden. Ook de tafels van 6, 7, 8 en 9 moeten eerst uit het hoofd geleerd worden. Als sommige sommen van deze laatste tafels niet goed blijven hangen, kunnen hulpstrategieën uitgelegd worden, omdat leerlingen dan al kapstokken hebben om ze aan op te hangen.

 

In de hogere groepen komen leerlingen in de problemen als ze de tafels niet voldoende geautomatiseerd hebben. Ze hebben deze tafels nodig voor grotere vermenigvuldigingen en delingen, maar ook voor het werken met procenten, breuken en verhoudingstabellen.

 

Het bekende 'rekenmuurtje' legt ook uit dat de onderste stenen stevig (groen) moeten zijn om verder omhoog te kunnen bouwen. Dus het optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen moeten voldoende beheerst worden om de complexere sommen aan de bovenkant te kunnen leren.

 

Mijn advies aan scholen is om te investeren in groep 3, 4 en de eerste helft van groep 5 om extra aandacht te besteden aan automatisering (dit kan ook met behulp van spelletjes, bewegend leren, circuits en online programma's - zolang elke leerling zelf moet nadenken). Het flexibel toepassen, zoals bij verhaalsommen, komt later wanneer leerlingen voldoende werkgeheugenruimte hebben om dit goed aan te leren. Eerst werken aan een stevige basis. Een stevige basis krijg je door veel te oefenen (oefening baart kunst) en te werken met vaste strategieën.